Column van Frits de Lange

“De mooiste tijd van je leven” – we zeggen het nu thuis af en toe tegen elkaar, allebei met pensioen en relatief gezond. Geen prestatiedruk meer, een legere agenda, en niet meer voor dag en dauw in de file, het voelt heerlijk. Een laat ontbijt, krantje erbij – we geven de geluksonderzoekers die de U-bocht ontdekten gelijk: na het stressvolle spitsuur in onze levensloop breken gouden tijden aan. Niets hoeft meer omdat het moet.

Soms voelt het even als een tweede jeugd.

Maar ik moet eerlijk zijn: ik ben geen twintig of veertig meer. Ik heb minder energie dan vroeger, en een uitspattinkje moet ik al snel bezuren. Op mijn beste momenten blaak ik van levenslust, maar ik zit ook af en toe uitgeblust op de bank voor de tv.

Wat is dan levenslust, als je – zoals ikzelf nu – bijna zeventig bent? Op zijn minst toch dat je ‘s ochtends met plezier je bed uitkomt. Ik denk vaak bij het openschuiven van de gordijnen aan het gedicht ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van Paul van Ostaijen, over een klein jongetje dat ’s morgens vrolijk de nieuwe dag begroet. ‘Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem / ploem ploem / dag stoel naast de tafel / dag brood op de tafel / dag visserke-vis met de pet / pet en pijp / van het visserke-vis / goeiendag’.  

Maar opnieuw: als ik eerlijk ben, ik kom maar zelden ‘s ochtends zo de woonkamer binnen. Soms heb ik slecht geslapen en word ik moe wakker. En hoe dan ook moet mijn lijf altijd wel eerst een beetje op gang komen. Pijntje hier, pijntje daar…

Levenslust op leeftijd is dan toch echt iets anders dan levenslust voor kinderen.

Bij een wandeling met kleindochter van vijf begint ze spontaan voor ons uit te huppelen. Ik word blij als ik ernaar kijk. Ik ben jaloers op dat speelse hondjesgedrag, want uit mezelf huppel ik niet meer. Ik zou er een cursus voor moeten volgen.

Het latere leven voelt er ook te zwaar voor, je draagt ook een hele rugzak met je mee. Daarom wil ik die U-bocht ook wel een beetje relativeren. Hij geldt misschien nog voor prille pensionado’s, voor als je gezond bent en – als je met een partner samenleeft – elkaar nog hebt. Maar hoe gaat dat straks als je écht oud gaat worden? Die toekomst maakt me soms bang en onzeker.

Levenslust op leeftijd lijkt dan al gauw iets voor de happy few te worden of voor positivo’s voor wie het glas altijd half vol is. Voor geluksvogels, of voor wie altijd al het zonnetje in huis is geweest.

Is het dan niet verstandiger om je in het latere leven te beperken tot bedaagde en bezonken termen als ‘zingeving’ of ‘wijsheid’? Moeten we eenmaal op leeftijd gekomen niet meer zo frivool willen zijn? 

En toch, ik wil graag blijven gaan voor levenslust als de kern van goed ouder worden. Dat is waardevol voor mezelf, maar het heeft ook filosofisch sterke papieren.

Leven is immers in beweging komen, het ene been voor het andere willen zetten. Letterlijk, door elke morgen opnieuw de dag in te willen stappen, ‘ja’ te zeggen tegen wat hij brengen zal. “Mensen zeggen dat we allemaal naar de zin van het leven zoeken”, zei de religiewetenschapper Joseph Campbell eens in een interview. “Ik denk niet dat dit het is wat we zoeken. Ik denk dat het de ervaring is dat we werkelijk in leven zijn, op zo’n manier dat onze lijfelijke ervaring resoneert met onze diepste essentie, zodat we echt de verrukking voelen wat het is om te leven.”

Levenslust is een soort eetlust: het leven smaakt je. Je voelt de zon op je huid, je hoort de vogels zingen, je bent blij het licht te zien.

Een paar maanden voor haar overlijden bezocht ik mijn hoogbejaarde, kwetsbare moeder in het verzorgingshuis. Het was een mooie zomerdag en op het plein voor het tehuis stond een ijsjeskraam. ‘Heb je zin in een ijsje?’, vroeg ik haar, ‘dan haal ik er eentje.’ Ze knikte ja. Ik zie nog voor me hoe haar ogen glansden toen we het daarna samen oppeuzelden. Levenslust was het, tot de laatste snik.

Frits de Lange

www.fritsdelange.nl

Wij zijn onderdeel van de LB Groep, een familie van bedrijven