Examenonderdelen Staatsexamen

Examenonderdelen Staatsexamen Nt2

Het Staatsexamen Nt2 bestaat uit vier onderdelen: Schrijven, Spreken, Lezen en Luisteren. Alle onderdelen worden op de computer gemaakt.

Schrijven

Het examen Schrijven (Programma I en Programma II) bestaat uit twee onderdelen; onderdeel A en onderdeel B. Voor elk onderdeel heeft u 60 minuten de tijd. Bij de opdracht staat hoeveel woorden u moet gebruiken.

U typt de teksten op de computer. Er zijn lange en korte schrijfopdrachten.

  • Zinnen schrijven
    U krijgt korte teksten die niet compleet zijn. U moet de zin(nen) afmaken of zin(nen) erbij schrijven.
  • Korte tekst schrijven
    Een korte tekst is bijvoorbeeld een notitie, een korte brief of een korte beschrijving van een situatie.
  • Middellange tekst schrijven
    U beschrijft bijvoorbeeld een probleem en doet een voorstel voor een oplossing. U krijgt daar soms een tabel, grafiek of plaatjes bij die u moet gebruiken.

Programma I

Deel A (60 minuten)

  • 10 zinsopdrachten
  • 3 korte teksten aanvullen

Deel B (60 minuten)

  • 3 korte teksten schrijven

Programma II

Deel A (60 minuten)

  • 4 zinsopdrachten
  • 1 korte tekst schrijven
  • 1 middellange tekst schrijven

Deel B (60 minuten)

  • 4 zinsopdrachten
  • 1 korte tekst schrijven
  • 1 middellange tekst schrijven

Gebruik woordenboek

Tijdens het examen Schrijven mag u maximaal drie woordenboeken gebruiken. In uw woordenboeken mogen geen briefjes zitten of aantekeningen staan.
Het Van Dale Synoniemenwoordenboek en het Van Dale Spreekwoordenboek mag u niet gebruiken.

Spreken

Bij het examen Spreken hebt u een koptelefoon op en praat u in een microfoon tegen de computer. U praat niet tegen een persoon. U luistert naar de tekst via de koptelefoon en leest de opdrachten en antwoorden op het computerscherm. Het examen duurt ongeveer 30 minuten. Het examen van Programma I bestaat uit twee delen. Het examen van Programma II bestaat uit drie delen.

Er zijn korte en lange spreekopdrachten.

  • Korte spreekopdrachten
    U krijgt vragen waarop u een kort antwoord geeft. U heeft per opdracht 20 seconden spreektijd.
  • Middellange spreekopdracht
    U krijgt vragen waarop u een langer antwoord geeft. Het is een antwoord van een paar zinnen of meer. U heeft per opdracht 30 seconden spreektijd.
  • Lange spreekopdracht
    U spreekt twee minuten over een bepaald onderwerp. U krijgt daar voorbereidingstijd voor. Dan kunt u eerst bedenken wat u wilt gaan zeggen.

Programma I

Deel 1

  • 12 korte spreekopdrachten

Deel 2

  • 9 middellange spreekopdrachten

Programma II

Deel 1

  • 6 korte spreekopdrachten

Deel 2

  • 9 middellange spreekopdrachten

Deel 3

  • 2 lange spreekopdrachten

Gebruik woordenboek

Tijdens het examen Spreken mag u geen woordenboek gebruiken.

Lezen

Bij het examen Lezen krijgt u een boekje met teksten. De vragen en antwoordmogelijkheden staan op de computer. Bij de teksten moet u maximaal 44 vragen beantwoorden. Het zijn altijd multiplechoicevragen. Het examen bestaat uit één deel.
Er zijn verschillende soorten opdrachten:

  • Er zijn vragen waarbij u moet kiezen wat het onderwerp van de tekst is, waar de tekst vandaan komt of voor wie de tekst bedoeld is.
  • Er zijn vragen waarbij u moet kiezen wat een stuk tekst precies betekent. Of u zegt wat de relatie is tussen twee stukken tekst. Of u geeft aan wat de conclusie van de tekst is.
  • Er zijn vragen waarbij u iets moet opzoeken in de tekst. U kunt de informatie beschrijven, informatie ordenen of twee dingen met elkaar combineren.

Programma I

  • Tijd: 110 minuten

Programma II

  • Tijd: 100 minuten

Gebruik woordenboek

Tijdens het examen Lezen mag u maximaal drie woordenboeken gebruiken. In uw woordenboeken mogen geen briefjes zitten of aantekeningen staan.
Het Van Dale Synoniemenwoordenboek en het Van Dale Spreekwoordenboek mag u niet gebruiken.

Luisteren

Het examen Luisteren bestaat uit ongeveer 40 opdrachten bij vijf of meer luisterteksten. Er zijn 1 tot 3 filmpjes waarbij steeds een opdracht is.
U luistert via een koptelefoon naar korte luisterteksten. Na de luistertekst geeft u antwoord op een vraag. De vragen en antwoordmogelijkheden staan op de computer. Het zijn altijd multiplechoicevragen.
In het examen Luisteren hoort u sprekers die praten over situaties op het werk, tijdens een studie of in het dagelijkse leven. Wat u hoort lijkt op normaal taalgebruik: u hoort verschillende stemmen, versprekingen, herhalingen enz. Een spreker kan een accent hebben, maar het is nooit een dialect. Soms hoort u geluiden op de achtergrond. Dit komt omdat er echte opnames zijn gebruikt.
Voor elke vraag krijgt u 25 seconden de tijd om de vraag en de drie mogelijke antwoorden te lezen. Het luisterfragment start automatisch. U kunt maar één keer luisteren.

Programma I

  • Tijd: 80 minuten

Programma II

  • Tijd: 80 minuten

Gebruik woordenboek

Tijdens het examen Luisteren mag u geen woordenboek gebruiken.

Naast de examens Schrijven, Spreken, Lezen en luisteren en spreken kunnen wij u voorbereiden op het examen Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) en Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA). Deze zijn voor u verplicht als u op of na 1 januari 2015 inburgeringsplichtig bent geworden. Hiervoor heeft Stavoor aparte trajecten (zie ONA en Overig Aanbod).

Onze website maakt gebruik van cookies en daarmee vergelijkbare technieken. Klik op 'Ik ga akkoord' om toestemming te geven voor het plaatsen van cookies. Lees meer over cookies